We kijken naar binnen. Het is avond, een uur of negen. De gordijnen staan wijd open en we kunnen het hele verlichte huis van voor tot achter zien.
Net zagen we het huis vanaf de andere kant. De tuin wordt onderhouden en is groen en strak. Ronde buxusbollen, groepen van dezelfde planten, variërend in lengte, grote dakplatanen. En op het terras staat de grootste Green Egg die ik ooit gezien heb. Voor wie deze niet kent: het soort barbecue waar mannen hun schort voor aantrekken. Midden op het terras staat een prachtige hardhouten tuinset. Achter de tuin verrijst een vrijstaand huis.
In de tuinbladen die ik lees kunnen foto’s van deze tuin worden opgenomen. Met als ondertitel: het met groen omzoomde terras, dat het middelpunt is van vele weekenden eet- en leefplezier.
We rijden hier heel vaak.
“Prachtig”, verzuchtte ik zoals altijd.
Mijn medefietster wierp een korte blik op de tuin. “Heb jij wel eens iemand in de tuin zien zitten?”
Nee. Eigenlijk niet.
Vandaar dat we wat meters verder naar binnen kijken. En daar, achterin het huis, zitten wel zeker twee mensen. Elk aan een kant van de tafel, met het schijnsel van hun laptops wat spookachtig weerkaatst op het gezicht.
Nog even lekker aan het werk misschien.
Misschien ook niet.