Ik mag naar Amsterdam! Meer specifiek: naar een pand aan de Spaarndammerdijk.
Sinds het afronden van mijn studie kom ik daar niet veel meer. Door Amsterdam lopen vind ik een feestje. Het lijkt wel altijd mooi weer. Al die geveltuintjes zijn prachtig. Brugjes over, langs de grachten.
Dat is een goed idee: ik ga lopen. Drie kwartier heb ik: dat moet lukken.
Als ik zo op de kaart kijk moet ik vanuit het Centraal naar rechts. Daarna links vooruit.
En ik loop. En loop. En loop.
De grachten lopen een beetje rond. Maar ik doe mijn best en hou richting aan. Tot ik oploop tegen een imposant lange rij toeristen.
Nu krijg ik het heel warm. Want als dit is, wat ik denk dat het is, gaat het niet goed. Nee toch… het Anne Frank huis.
Een beetje corrigeren dan. Van gracht naar gracht. Naar… dat kan niet kloppen. Dat lijkt op het paleis op de Dam. Nee, het is het. Want links van mij zie ik de Magna Plaza.
En het is precies half 11. Dus ik ben te laat.
Drie kwartier nadat ik ben begonnen met lopen laat ik me door de tram afzetten op mijn beginpunt. Pak bus 22. En stap recht voor mijn bestemming uit.
Als ik geboren was in de bronstijd was ik waarschijnlijk niet verder gekomen dan het kampvuur. Met een touwtje rond mijn middel om bessen te verzamelen. Helemaal terecht ook dus.
Volgende keer ga ik meteen met de bus.
Heb heerlijk zitten schaterlachen.
Kende ooit een man die met de auto van Amsterdam naar Emmen moest. Zag een bord met ’s ‘s-Hertogenbosch en dacht ‘Dat is ook ver weg dus Emmen zal daar wel in de buurt liggen’. Beetje benieuwd wat ze met zo’n man in de bronstijd hadden gedaan.
Waarschijnlijk pijlpunten in vorm bikken.