Mijn tienjarige en ikzelf zitten op de fiets. Richting school. Op woensdagochtend hebben we een kwartier te fietsen, samen.
En hij kan fietsen en denken tegelijk. Op dat kleine stukje word ik bekogeld met vragen:
“Sommigen hebben het over god. Bestaat die?”
“Oh, misschien wel, misschien niet. Je zegt, eerst maar eens zorgen dat iedereen eten heeft, drinken, een plek om te wonen en blij te zijn. En dan eens praten over god?
Maar hoe kan het dan dat wij het wel goed hebben? En machines hebben uitgevonden enzo? En ergens anders niet?”
“Waarom hebben arme landen dan geld van ons geleend?”
“Waarom is geld eigenlijk zo belangrijk?”
“Kan het ook anders?”
Wauw, we zijn er.
“Misschien kun jij iets bedenken? Dikke kus en veel plezier op school”
Vragen waar je heel veel over kan zeggen maar dat lukt natuurlijk niet tijdens een ritje op de fiets. Kan mij de frustratie nog herinneren die dit soort situaties in mij losmaakte. Op het moment dat de gelegenheid er wel is stellen ze dit soort vragen niet en als je er zelf over begint hebben ze het veel te druk met iets anders.