Daar ligt hij dan. Een krokante pikante sprinkhaan.
Speciaal voor mij meegenomen uit Amsterdam, waar ze blijkbaar sprinkhanen verkopen als snack. Liggend in hetzelfde rek als de gojibessen en het chiazaad.
Want: eiwitrijk en in bezit van de naam de wereldbevolking te kunnen redden als het aantal koeien en kippen niet meer opgaat met het aantal mensen op deze wereldbol.
In België schijnt al een restaurant te bestaan waar ze vanuit dit oogpunt gerechten met onder andere sprinkhanen serveren. En meelwormen, geloof ik. Op bedjes van zeewier.
Ik kan er niets aan doen. Het lukt me niet om naar de sprinkhaan te kijken als een smakelijk hapje. En besluit dat er nog iets op mijn lijstje van niet-te-eten gerechten komt. Hij komt zelfs boven de oester te staan.
Meelwormen komen er waarschijnlijk ook op: daar denk ik nog even niet over na.
We eten ook met onze ogen. Soms geeft dat een veroordelend oordeel. Soms niet (maar hier wel).
En soms ziet iets er heel lekker uit en zou je het juist niet moeten eten. Bij de sprinkhaan is het wel: wat je ziet is wat je eet.